© ISTOCK

Lam, niet per se vet vlees

Bij ons wordt lam traditioneel met Pasen geserveerd. Lamsvlees heeft de reputatie vet vlees te zijn, maar dat hoeft niet per se zo te zijn.

Het schaap en zijn wilde voorouder de moeflon, maken al sinds mensenheugenis deel uit van ons voedingspatroon. Schapenvlees vind je terug in tal van Noord-Afrikaanse en Euraziatische gerechten.

Afhankelijk van het stuk dat je kiest, schommelt het vetgehalte tussen 3% en 15%. Gegrilde lamskoteletjes en lamsbout bevatten bijvoorbeeld veel minder vet dan de rug, de schouder en lamsgehaktbereidingen zoals köfte, merguez en moussaka. Lamskoteletjes mag je zelfs gerust mager vlees noemen. Bovendien heb je er in je bord wel wat werk aan en is een groot deel (het been) niet eetbaar. Onbewust geven lamskoteletjes je dus een voller gevoel dan eenzelfde hoeveelheid ander vlees.

Slechte vetten?

Het feit dat lamsvet zo hard is, doet vermoeden dat het veel verzadigde vetzuren bevat die als een risicofactor voor hart- en vaatziekten gelden. Maar lamsvlees bevat ook een aanzienlijke hoeveelheid mono-onverzadigde vetzuren, die de impact van die ‘slechte vetten’ deels compenseren. Er is dus niets op tegen om af en toe lamsvlees te eten. Maar let op, net als alle andere rode vleessoorten is lamsvlees bij overmatige consumptie wellicht kankerverwekkend. Vandaar de aanbeveling: eet niet meer dan 500 gram rood vlees per week.

Garen op lage temperatuur

Lamsvlees is een uitstekende bron van eiwitten, ijzer, zink (nuttig bij de genezing van wonden en voor het immuunsysteem) en vitamine B2, B3 en B12 (die de aanmaak van nieuwe cellen bevordert, vooral rode bloedlichaampjes). Om de voedingsstoffen zo goed mogelijk te bewaren zonder kankerverwekkende bestanddelen toe te voegen, is het raadzaam om lamsvlees traag (circa zeven uur) en op lage temperatuur te garen. Het vlees wordt dan ongelooflijk mals, om vingers en duimen bij af te likken!

Met dank aan Serge Pieters, docent dieetleer, Institut Paul Lambin.

Partner Content