© Getty Images/iStockphoto

Pilootprojecten op de werkvloer voor de aanpak van burn-out

Plusmagazine.be Onlineredactie

Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Maggie De Block, heeft vandaag het startschot gegeven voor drie initiatieven rond de secundaire preventie van burn-out op de werkvloer.

Minister De Block: Burn-out is een belangrijk maatschappelijk probleem. Het aantal mensen met een burn-out zit jaar na jaar in de lift en wie erdoor getroffen wordt, heeft het vaak erg moeilijk om ervan af te geraken. Met deze projecten willen we op de werkvloer uittesten hoe we de signalen vroegtijdig kunnen detecteren en hoe we kunnen vermijden dat iemand daadwerkelijk een burn-out ontwikkelt. Want voorkomen is altijd beter dan genezen. Tezelfdertijd moeten we blijven zoeken naar de beste behandelingen, zodat we ook wie een burn-out heeft zo goed mogelijk kunnen helpen.’

De drie projecten passen binnen haar visie op een geïntegreerde aanpak van burn-out en andere werkgerelateerde psychische aandoeningen, waarbij werkgevers, individuen, zorgverleners en overheid de handen in elkaar slaan om de ontwikkeling van een burn-out te voorkomen. De minister gaf vandaag meer uitleg over de initiatieven in de strijd tegen burn-out tijdens de kick-offmeeting van één van de projecten.

Het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico’s (Fedris) start een project binnen de ziekenhuis- en de banksector om een begeleidingstraject op maat uit te werken voor mensen die een hoog risico lopen om een burn-out te ontwikkelen of die al de eerste signalen vertonen. In het totaal kunnen er tot 1.000 werknemers deelnemen aan het project. Minister De Block trekt 2,5 miljoen euro uit voor dit project dat drie jaar zal duren. Minister De Block: ‘De bedoeling is om tot een onderbouwde aanpak te komen die werkt, zodat we die kunnen uitrollen naar alle werknemers in ons land.’

Daarnaast maakte minister De Block 12 pilootprojecten uit verschillende sectoren bekend die een innovatieve aanpak van burn-out zullen uittesten in de praktijk. De bedoeling is om goede tools te ontwikkelen die werkgevers, overheden, zorgverleners en individuen later kunnen gebruiken om burn-out te voorkomen. Dat kan gaan over behandelmodellen, maar evengoed over diagnostische tests of een systeem om alarmsignalen vroegtijdig te herkennen op de werkvloer. Cruciaal is dat burn-out niet eenzijdig wordt benaderd maar dat in elk project verschillende actoren binnen een bredere visie samenwerken: zorgverleners, administraties, academici, zelfstandigenorganisaties, artistieke organisaties... De 12 projecten zijn geselecteerd uit 77 inzendingen. Ze zullen één jaar lopen en kunnen rekenen op een subsidie van 10.000 tot 300.000 euro. Alles samen trekt minister De Block 1,52 miljoen euro uit voor de 12 projecten. De begeleiding gebeurt door een wetenschappelijke commissie in samenwerking met Möbius.

Tot slot kondigde minister De Block een campagne aan die mensen moet helpen om de signalen van burn-out vroegtijdig te herkennen. Samen met die campagne wordt een website gelanceerd die alle nuttige informatie over burn-out bundelt voor burgers, of het nu zorgverleners, familieleden van iemand met een (beginnende) burn-out, werkgevers of individuen zijn. De campagne zal in de tweede helft van februari van start gaan.

Minister De Block: ‘Veel mensen weten nog te weinig over burn-out, waardoor ze de signalen niet herkennen en niet of te laat ingrijpen. Daarom is het belangrijk dat we informatie die we hebben over deze aandoening bundelen en op een duidelijke, verstaanbare manier beschikbaar maken voor iedere burger. Want iedereen kan een rol spelen in de preventie van burn-out.’

Pilootprojecten als katalysator

In haar beleid rond de secundaire preventie van burn-out kiest minister De Block er bewust voor om met pilootprojecten te werken. Minister De Block: ‘Op dit moment bestaat er relatief weinig wetenschappelijke literatuur over wat nu de beste manier is om een burn-out te voorkomen. Maar als je vaststelt dat steeds meer mensen uitvallen met een burn-out, mag je natuurlijk niet bij de pakken blijven zitten. Via deze pilootprojecten kunnen we nu op kleine schaal verschillende concepten uittesten, samen met de mensen op het terrein. Wat werkt, kunnen we vervolgens verder uitrollen en uit wat niet werkt, kunnen we lessen trekken voor de toekomst.’

De preventie van burn-out en andere stressgerelateerde aandoeningen gebeurt op verschillende niveaus. Eerst en vooral is er de primaire preventie, gericht op het voorkomen van de aandoening nog voor er sprake is van een verhoogd risico of van de eerste signalen. Dit valt onder de bevoegdheid van de minister van Werk en van de verschillende spelers op de arbeidsmarkt, maar ook van de deelstaten die bevoegd zijn voor de preventie van onder meer psychische problemen.

Secundaire preventie gaat over de vroegtijdige opsporing van de aandoening en over de begeleiding van mensen die een verhoogd risico lopen, met de bedoeling om in een zo vroeg mogelijk stadium in te grijpen.

Tertiaire preventie ten slotte is gericht op de re-integratie op de werkvloer van mensen na een burn-out en het vermijden dat zij hervallen. De re-integratietrajecten die minister De Block deze legislatuur lanceerde helpen werkgevers, werknemers en zorgverleners daarbij.

Partner Content