© Getty Images/iStockphoto

Voedingsadditieven: wie raakt daar nog wijs uit?

Kleurstoffen, bewaarmiddelen, emulgatoren... In heel veel levensmiddelen zitten additieven. Maar welke stoffen gaan er achter die moeilijke namen en E-nummers schuil? Moeten we ze allemaal bannen? En hoe zit dat met natuurlijke additieven?

Voedingsadditieven zijn alomtegenwoordig. Het is dan ook nagenoeg onmogelijk om ze te te ontlopen. Zodra je verwerkte producten eet – ambachtelijke of industriële charcuterie, chocolade en snoep, bereide gerechten, een bouillonblokje... -, is de kans groot dat je additieven binnenkrijgt. Vreemd genoeg weten we van de meeste additieven nauwelijks iets af: hun naam of E-nummer doet geen belletje rinkelen. Het enige wat we er ons bij voorstellen, is dat het om chemicaliën gaat die we in de mate van het mogelijke moeten mijden.

Volgens Samuel Dufour (docent toegepaste voedingschemie, Institut Paul Lambin), is het nochtans een vergissing om alle additieven over dezelfde kam te scheren. Met een additief bedoelen we elke stof die we normaal gezien niet consumeren als levensmiddel, maar die wordt toegevoegd om meer smaak of kleur te geven, textuur te creëren, de bewaartijd te verlengen... Het klopt dat sommige additieven nadelen hebben en tot op zekere hoogte toxisch zijn, maar andere zijn totaal onschadelijk en zelfs goed voor de gezondheid.” Dat is onder meer het geval voor E440 (pectine) en E160a (bètacaroteen), respectievelijk gebruikt als verdikkingsmiddel en kleurstof. Pectine is niets anders dan een plantaardige vezel en bètacaroteen is een precursor van vitamine A. Daar een normale dosis van innemen is dan ook absoluut niet gevaarlijk, wel integendeel!

Natuurlijke additieven zijn niet noodzakelijk beter voor je gezondheid.

Recht uit de natuur, niet altijd puur

Maar hoe onderscheid je neutrale of gezonde additieven van mogelijk toxische additieven? Het is verleidelijk om stoffen van natuurlijke oorsprong te bestempelen als gezond en stoffen van chemische oorsprong niet. Helaas houdt deze redenering geen steek. “Het is veeleer een marketingargument dan wetenschappelijke realiteit”, bevestigt Samuel Dufour. “Een additief van natuurlijke oorsprong is niet noodzakelijk beter voor je gezondheid. Als we de verhouding zoetkracht-aanvaardbare dagdosis vergelijken, is stevia bijvoorbeeld geen beter zoetmiddel dan aspartaam.”

Een ander voorbeeld is karmijn (E120), een rode kleurstof afkomstig van de cochenilleluis, die veelvuldig wordt gebruikt in charcuterie, frisdrank en yoghurt, en die mogelijk toxisch en allergeen is. Malaten (E350 tot E352) daarentegen mogen dan al volkomen synthetische voedingszuren zijn, tot op heden is er van deze additieven geen enkele nefaste bijwerking bekend.

Vanuit eenzelfde redenering voelen we ons gerustgesteld als er gekende termen op het voedingsetiket opduiken, zoals karamel. Maar dat blijkt niet altijd terecht. “Bevat een levensmiddel echte karamel, dan staat die op het voedingsetiket gewoon vermeld als suiker. Staat er echter karamel, dan gaat het om een additief dat het resultaat is van karamellisering en dat ammoniak en/of sulfiet kan bevatten. Kortom, een molecule die nog maar erg weinig gemeen heeft met echte karamel!”

Kwestie van vertrouwen

Tenzij je thuis bent in deze materie, is het dus uiterst moeilijk om voedingsetiketten te ontcijferen en je weg te vinden in de jungle van additieven, vooral omdat er in België meer dan 300 zijn toegestaan. Als consument kan je niet anders dan te vertrouwen op Europa en de federale overheid. Alle additieven die bij ons worden gebruikt, hebben een – soms beperkte – toelating gekregen en theoretisch gezien levert geen enkel additief een acuut probleem op voor de volksgezondheid. “Bij sommige producten is er echter wel sprake van een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI), die niet mag worden overschreden en die wordt berekend op basis van proeven op laboratoriumratten. We weten dat die stoffen mogelijk toxisch zijn en dat het beter is om er niet te veel van te consumeren of ze met enige zin voor nuance te mijden”, aldus Samuel Dufour. “Daarmee bedoel ik dat er geen additieven zijn die we echt categorisch moeten bannen. De meeste charcuterie bevat bijvoorbeeld nitrieten. Die krijg je maar beter niet al te vaak binnen [n.v.d.r.: omdat ze kankerverwekkend zijn], maar dat betekent niet dat je nu en dan niet mag genieten van een lekker stukje worst.”

Voedingsadditieven: wie raakt daar nog wijs uit?
© Getty Images/iStockphoto

Blijft dat sommige consumentenverenigingen zoals Test-Aankoop kritiek hebben op de manier waarop ADI’s worden berekend. Ze beschuldigen de overheid ervan te laks te zijn als het om toegestane additieven gaat. Sommige stoffen die vandaag nog altijd worden gebruikt, zouden heel binnenkort echter weleens verboden kunnen worden. Zo weet de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid te melden dat, op Europees niveau, “de gebruiksveiligheid van alle voedingsadditieven die lang geleden groen licht kregen, momenteel opnieuw aan een wetenschappelijke controle wordt onderworpen. Een proces van lange adem dat in 2010 van start ging en nog tot 2020 zal duren.” In afwachting geldt nog altijd het advies dat je de consumptie van verwerkte producten beter beperkt tot aanvaardbare hoeveelheden. Zo vaak mogelijk zelf koken en de consumptie van (zeer) geraffineerde producten beperken is dus de boodschap!

Mijden of niet?

  • Antioxidanten. Citroenzuur(E330), ascorbinezuur(E300), gallaten (E310 tot E312), BHA (E320).
  • Bewaarmiddelen. Nitraten en nitrieten (E249 tot E252), sulfieten (E220 tot E228), azijnzuur (E260 tot E263), ascorbinezuur (E300 tot E304).
  • Emulgatoren. Stearaten en polysorbaten (E431 tot E436), lecithine (E322).
  • Kleurstoffen. Briljantblauw FCF (E133), riboflavine (E101), chlorofylline (E140), lycopeen (E160d), calciumcarbonaat (E170), E110, E122, E102, E124, E129, E104...

Schuin is onschadelijk.

Vet is allergeen, kankerverwekkend en/of veroorzaakt mogelijks symptomen van hyperactiviteit bij kinderen (kleurstoffen).

Partner Content